Neusmaagsonde inbrengen

neusmaagsonde

Wat is sondevoeding?

Sondevoeding is vloeibare voeding waarin alle voedingsstoffen opgenomen zitten die je dagelijks nodig hebt, zoals:

  • Koolhydraten
  • Eiwitten
  • Vetten
  • Vitamines
  • Mineralen
  • Water

Houdbaarheid sondevoeding

Sondevoeding hoeft niet in de koelkast bewaard te worden wanneer deze ongeopend is. Als sondevoeding aangesloten is op de neusmaagsonde, dan is deze 24 uur houdbaar. Tussentijds de sondevoeding afsluiten? Je kunt de voeding dan nog tot 24 uur, met de dop erop, in de koelkast bewaren.  

Wanneer is sondevoeding nodig?

Sondevoeding wordt veelal ingezet wanneer iemand niet genoeg voedingsstoffen binnenkrijgt, om zo ondervoeding te voorkomen. Soms wordt er ook gekozen voor sondevoeding wanneer iemand niet goed kan slikken. Er wordt dan een neusmaagsonde ingebracht.

Neusmaagsonde protocol

Het plaatsen van de neusmaagsonde is een voorbehouden handeling en mag dus enkel door een bevoegde zorgprofessional uitgevoerd worden. Voor het plaatsen van de neusmaagsonde heeft Vilans KICK een protocol opgesteld. Globaal bestaat het plaatsen van de neusmaagsonde uit 6 stappen:

  1. Voorbereiding
  2. Opmeten
  3. Inbrengen
  4. Controleren
  5. Doorspoelen
  6. Fixeren

Hieronder een toelichting van het neusmaagsonde protocol van de verschillende stappen. Het protocol direct zelf oefenen? Dat kan via de 3D-simulatie game van CareUp! Zo oefen je stap voor stap de gehele handeling. Na afloop kun jij jezelf ook toetsen. Slaag je, dan ontvang je een certificaat én accreditatiepunten.

Stap 1 | Neusmaagsonde voorbereiden

Pas handhygiëne toe. Bereid de cliënt voor en vraag naar eventuele voorgeschiedenis. Laat de cliënt zijn/haar neus snuiten en overleg welk neusgat de voorkeur heeft. Heeft de cliënt een kunstgebit, laat deze dan uitdoen.

Stap 2 | Neusmaagsonde opmeten

Voordat je de neusmaagsonde gaat plaatsen, dien je deze eerst op te meten, zodat je de juiste lengte gebruikt. De juiste lengte bepaal je door de afstand vanaf de neus naar de oorlel tot aan het uiteinde van het borstbeen te meten. Hier moet je vervolgens 10 cm bij optellen. Deze methode wordt ook wel de Nex+10 methode genoemd. Markeer de sonde met een stukje pleister, zo kun je makkelijk zien of de sonde verschoven is.

Stap 3 | Neusmaagsonde inbrengen

Voordat je de neusmaagsonde inbrengt, moet je deze nat maken onder de kraan, of onderdompelen in water. Controleer de neus opnieuw en laat de cliënt de neus eventueel nogmaals snuiten. Voor het inbrengen is het belangrijk dat de cliënt het hoofd iets naar voren buigt, zodat het strotklepje de luchtpijp afsluit.

Schuif de sonde langzaam via de neusbodem tot in de keelholte. Vraag de cliënt dan te slikken (eventueel met behulp van een slokje water). Schuif de sonde vervolgens op tot de gemarkeerde lengte terwijl de cliënt een paar keer slikt. Controleer altijd of de sonde niet opkrult in de keelholte. Fixeer de sonde tijdelijk met een stukje pleister.

Stap 4 | Neusmaagsonde controleren

Nu de neusmaagsonde ingebracht is, verwijder je de voerdraad of het afsluitdopje van de sonde. Bewaar dit dopje wel! Neem vervolgens de 50 ml-spuit en zuig hier 5-10 ml lucht in. Plaats de spuit op de sonde en spuit de lucht door de sonde. Zo komt de sonde los van de maagwand te liggen. Zuig vervolgens voorzichtig maagsap op*. En klem daarna de sonde weer af met het afsluitdopje.

Beoordeel het maagsap en bepaal de pH-waarde. Bij een pH-waarde lager dan of gelijk aan 5,5 ligt de sonde in de maag.

*Geen maagsap?​

Breng de sonde iets verder in of trek de sonde terug (5/10% van de afgemeten lengte). En zuig nogmaals wat maagsap op en controleer dit. Nog geen maagsap? Leg de cliënt dan op zijn/haar zij en probeer opnieuw.

Stap 5 | Sonde doorspoelen

De sonde is nu geplaatst. Voordat je sondevoeding gaat toedienen, dient de sonde eerst doorgespoeld te worden. Dit doe je met 20 ml lauwwarm water. Breng daarna een definitief marketingsteken aan op de sonde met een watervaste stift (indien er geen maatverdeling op de sonde staat).

Stap 6 | Sonde fixeren en controleren

Maak de neus hierna schoon en fixeer de sonde met een (neusfixatie)pleister. Controleer of de sonde goed blijft zitten bij het slikken en bij draaibewegingen. Leid de sonde achter het oor langs en bevestig (indien gewenst) de sonde op de kleding ter hoogte van de borst. Let op dat de sonde kan blijven meebewegen met hoofdbewegingen.

Noteer vervolgens je handeling, de maat en lengte van de ingebrachte maagsonde, de pH-bepaling, de datum van inbrengen en eventuele bevindingen.

Wil je dit hele stappenplan wel eens in de praktijk brengen? Start dan nu met CareUp! Via de 3D-simulatie game kun jij het inbrengen van een neusmaagsonde heel realistisch oefenen én toetsen.

Sondevoeding en medicijnen toedienen via sonde

Sondevoeding toedienen via sonde

Voordat je sondevoeding toedient, moet je altijd eerst controleren of de neusmaagsonde nog in de maag ligt. Dit kun je doen op de volgende manieren:

  • Controleer de lengte van de sonde dat uit de neus komt. Is deze langer? Dan kan de sonde niet meer in de maag liggen.
  • Controleer of je maagsap kunt optrekken. Komt er maagsap omhoog, dan zit de sonde nog goed in de maag. (Komt er geen maagsap omhoog, dan betekent dit nog niet direct dat de sonde niet goed ligt, de maag kan namelijk ook leeg zijn!)

Wanneer de pH-waarde kleiner dan of gelijk is aan 5,5, dan is het zeer waarschijnlijk dat de sonde in de maag ligt. Je kunt de voeding herstarten wanneer de waarde kleiner dan of gelijk is aan 5,5.

Sondevoeding toedienen via sonde

Medicijnen kunnen enkel via een sonde toegediend worden wanneer deze fijngemalen kunnen én mogen worden. Wanneer dit niet mogelijk is, moet er door een arts of verpleegkundige gekeken worden naar een alternatief medicijn. Medicijnen mogen overigens nooit vermengd worden met sondevoeding.

Als je medicijnen moet toedienen via de sonde, dan moet de sonde zowel voor als na het toedienen van de medicijnen doorgespoten worden met een lauwwarm water. Moeten de medicijnen op de lege maag ingenomen worden, dan dient de sondevoeding tijdelijk stopgezet worden. Overleg dit altijd met de arts.

Doorspoelen neusmaagsonde​

Een neusmaagsonde dient zo’n 4 tot 6 keer per dag doorgespoeld te worden. Dit is belangrijk om verstoppingen te voorkomen. Doe het doorspoelen sowieso voor én na het toedienen van sondevoeding en/of het geven van medicatie.

Complicaties bij een neusmaagsonde

Hoesten

Gaat een cliënt continue hoesten tijdens het toedienen van de sondevoeding, stop dan direct met het toedienen van de sondevoeding. De sonde kan dan mogelijk uitkomen in de luchtpijp. Neem direct contact op met een arts.

Geïrriteerd neusslijmvlies

De neusmaagsonde loopt via de neus, door de keel naar de maag. Hierdoor kan het neusslijmvlies geïrriteerd raken. Belangrijk is om de neus dagelijks te controleren op irritatie en eventuele wondjes. Bij irritatie kun je vaselinezalf aan de binnenkant van het neusgat smeren. Daarnaast is het advies om de sonde van neusgat te wisselen wanneer de sonde verwisseld moet worden.  

Obstipatie

We spreken van obstipatie wanneer je langer dan 3 dagen geen ontlasting gehad hebt (of dit moet je normale patroon zijn). Het kan dan zijn dat er te weinig vezels in de sondevoeding zit, of dat je te weinig vocht binnenkrijgt. Ook medicijngebruik kan een oorzaak zijn of te weinig beweging. Heeft een cliënt last van obstipatie, dan dient dit altijd besproken te worden met de arts.

Diarree

Soms kan iemand diarree krijgen bij sondevoeding. Dit kan bijvoorbeeld wanneer de sondevoeding in te grote porties toegediend wordt. Maar ook wanneer de toedieningssnelheid te hoog is, of wanneer de voeding te koud is. Daarnaast kunnen medicijnen ook van invloed zijn. Houdt de diarree langer dan 3 dagen aan, dan dient er altijd contact opgenomen te worden met de arts.

In dit artikel

Overtuigd? Start nu ook met CareUppen!

Wil je meer te weten komen over CareUp?

Download onze flyer